Standaardzinnen in het Engels kennen de SVO-opbouw (Subject – Verb – Object). Een voorbeeld:
Eventueel staat er ook nog een Indirect Object in de zin. Dit staat dan tussen de verb en het object:
In het Engels, net als in het Nederlands, bestaan de kortste zinnen alleen uit een onderwerp en een werkwoord. Het object is niet altijd aanwezig. Het onderwerp staat vrijwel altijd vóór het werkwoord.
Bepalingen van tijd of plaats zet je in het Engels meestal aan het einde van de zin. Wil je extra nadruk leggen, dan kun je een tijdsbepaling ook aan het begin van de zin plaatsen. Midden in de zin wordt in het Engels niet gedaan. Het veelvuldig gebruiken van bijzinnen is een Nederlandse gewoonte, die in het Engels veel minder aanwezig is.
Bijwoorden kun je in het Engelse zin zowel aan het begin, in het midden of aan het eind plaatsen. De positie die je kiest bepaalt de nadruk die je legt op een woord. Daarnaast verschilt het of je met een bijwoord iets zegt over een werkwoord, een bijvoeglijk naamwoord, een ander bijwoord of over een hele zin. Voorbeelden:
Bijwoorden als always, never, seldom en usually drukken regelmaat of frequentie uit. Deze bijwoorden staan altijd direct voor het belangrijkste werkwoord in de zin. Behalve als het hoofdwerkwoord een vorm van to be is. In dat geval staat het bijwoord direct achter het hoofdwerkwoord.